Veel insecten zoals kevers en vlinders koop je gedroogd en opgevouwen; die moeten eerst worden opgeweekt, voor je er iets mee kunt doen.
Het opweken kan in een bak met vochtig zand, waar keukenpapier op ligt. De insecten worden op het papier gelegd, zodat het vocht weer er in kan trekken. Dit komt nog wel precies: week je te kort en begin je er mee te werken, dan breken heel gemakkelijk poten en antennes af. maar week je te lang, dan kan het insect gaan schimmelen of er vallen al werkende pootjes af. Het spreiden van de vlindervleugels moet ook met precies de goede kracht gebeuren, zonder iets te forceren. Bij heel dikke of grote insecten moet je soms heet water met een injectienaald in het borststuk spuiten en anders helpt een stoombad vaak wel. Daarna begint het uitspelden en uitvouwen: een echt geduld werkje. Ooit had ik een grote partij kevers uitgespeld, waarbij ik bijna 1000 spelden nodig had. Daarbij moet je vaak een los pootje( of een deel) weer aanlijmen.
Vlinders op een spanplankje, waar de vleugels met behulp van dunne reepjes papier in positie worden gehouden, zodat ze kunnen drogen. De recht opstaande papiertjes zijn de namen.
Bij dit werkje wil er nog wel eens een vlinderantenne afbreken. Voor die weer op de kop is gelijmd ben je al heel wat keren diep zuchten verder. In het ergste geval breekt de antenne als je hem met je pincet oppakt en zit er niets anders op dan een antenne te transplanteren van een oud exemplaar of als die er niet is, er één na te maken, van zwart of bruin garen van de juiste dikte, die je met behulp van lijm tot een hard draadje maakt. Vergeet niet het uiteinde goed na te maken, anders verander je een dagvlinder zo maar in een nachtvlinder. Maar daarover in en artikeltje meer. (zie Vondst van de week: Zomergroen)